(Yoga doen en begrijpen, Andre Lysebeth)

Bij de ademhaling verlenen wij in het westen de voorrang aan de inademing.

Yoga stelt daarentegen, dat een goede ademhaling niet alleen begint met een volledige en langzame uitademing, maar ook dat die volmaakte uitademing onvermijdelijk is voor een juiste en volledige inademing.

De reden is eenvoudig: een vat kan men ook niet vullen voordat het geleegd is.
Het is onmogelijk goed in te ademen, als we niet eerst diep uitgeademd hebben.

De normale ademhaling begint dus met een langzame en vredige uitademing, die men goed uitvoert door het ontspannen van de inademingsspier.

De borst zakt door haar eigen gewicht ineen, waardoor de lucht wordt uitgedreven.
Deze uitademing moet geruisloos geschieden, zoals alle in- en uitademingen.
U mag uzelf niet horen ademhalen.
Op het einde van de uitademing kunt u de buikspieren aanspannen zodat deze meehelpen de longen zo volledig mogelijk te ledigen, waardoor de laatste restjes bedorven lucht uitgedreven worden.
De sponsachtige samenstelling van de longen laat niet toe dat deze voor 100% geledigd worden; er zal altijd wat onzuivere lucht in de longen achterblijven.

Een residu, dat men tot een minimum moet trachten te beperken, want de frisse lucht die door de inademing wordt toegevoerd, vermengt zich met die achtergebleven lucht om daarmee uw werkelijk ingeademde lucht te vormen.

Hoe dieper u hebt uitgeademd, hoe groter de hoeveelheid verse lucht die kan binnenkomen, en hoe zuiverder de lucht is die in aanraking komt met de oppervlakte van de longblaasjes.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Verplichte velden zijn gemarkeerd met *